Omschrijving opdracht:

De leerlingen moeten in groep samen werken om drie vraagstukken op te stellen en op te lossen. Elk groepje krijgt een papier met daarop verschillende situaties waarvan ze vraagstukken kunnen maken. Ze maken en lossen deze vraagstukken op in het programma Word. Wanneer de leerlingen klaar zijn mogen ze dit bestand opslaan en verzenden naar mijn e-mailadres.

 

 

 

Verantwoording opdracht

Verantwoording van de activiteiten

  • Waarom helpt deze activiteit bij het bereiken van de doelstellingen van het vak? 

Door het uitvoeren van deze opdracht kunnen de leerlingen zich realiseren dat ze wiskunde nodig hebben in het dagelijks leven, ze zien het nut in van wiskunde.

  • Waarom past deze activiteit bij de leerlingen van dit leerjaar?

De leerlingen houden van een uitdaging. Bovendien mogen ze in groep aan de slag gaan, daar houden ze van.

  • Waarom past deze activiteit bij de gekozen ICT-eindterm?

De leerlingen leren om gericht aan de slag te gaan met ICT, ze helpen elkaar om de voor hen bestemde informatie op te zoeken, te verwerken en bewaren.

  • Waarom verhoogt deze activiteit de kwaliteit van het onderwijs?

Deze opdracht is realistisch en dus werkelijkheidsnabij.

  • Hoe zou je dit praktisch aanpakken in de klas?

Er worden 5 groepen van 4 leerlingen gevormd, elke groep krijgt 1 computer aangewezen. De opdracht wordt vooraf klassikaal overlopen, daarna krijgen de leerlingen een opdrachtenkaart met aanwijzingen, tips en de login en het paswoord. De leerkracht begeleidt waar nodig en observeert.

 

ICT

Eindterm 2
De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.

Eindterm 8
De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren.

 

 

Leerplandoel

5.2.3 Leren communiceren over wiskunde

DO8 In wiskundige situaties samenwerken en communiceren met anderen
a) onderling overleggen bij het oplossen van een wiskundig probleem.

DO9 De communicatieve functie van de wiskundige taal ervaren.
a) wiskundige gegevens visualiseren, symboliseren, noteren of verwoorden, begrijpen, interpreteren en verwerken.
b) wiskundige begrippen en termen begrijpen en correct gebruiken.